“Ich denke, also ich bin…”
Eind november nam ik deel aan een conferentie in Frankfurt
waarin wetenschappers van over de hele wereld bij elkaar kwamen om de
toepassing van een onderzoeksmethode (QCA) te verbeteren. Deze methode is
veelbelovend voor de sociale wetenschappen en voor organisatiewetenschappen in
het bijzonder. In dit blog lees je een kort verslag van de conferentie en de
toepassing van de methode in het onderzoek naar de organisatieontwikkeling van
woningcorporaties dat ik voor mijn proefschrift uitvoer.
De conferentie begon voor mij met een tweedaagse workshop
over de methode QCA (voluit: Qualitative Comparative Analysis). Met een 18-tal
andere promovendi ontdekten we de mogelijkheden die deze methode voor onze
eigen onderzoeken biedt. Het ontdekken van de mogelijkheden vergde wel een
andere manier van denken. QCA maakt namelijk geen gebruik van traditionele
statistiek, maar van de algebra die door Boole is ontwikkeld (Booleaanse logica).
Na enige oefening hadden we de principes van deze logica onder de knie. Een
ander kenmerk – naast de Booleaanse logica – is de gerichtheid op cases. QCA is
een vorm van caseonderzoek. Een case wordt gezien als een configuratie van
bepaalde eigenschappen (condities genoemd). Dit maakt de methode uitermate geschikt voor organisatiewetenschappen waar de organisatie de case is. Het derde kenmerk van QCA is dat
het vergelijkend is: het zoekt naar overeenkomsten en verschillen tussen
vergelijkbare cases (of organisaties) door de configuratie van de condities te vergelijken. De
vraag is welke overeenkomsten en welke verschillen de uitkomst kunnen
verklaren. Het laatste kenmerk van QCA is dat het equifinaliteit toestaat. Dat
betekent dat er meer wegen zijn die naar Rome leiden: er kunnen meerdere
configuraties zijn die tot dezelfde uitkomst leiden. Ook het derde en vierde kenmerk
vereist een andere manier van denken dan we in veel onderzoeken in de
organisatiewetenschappen toepassen.
Het verbaast dan ook niet dat de configurationele benadering
(zoals QCA) na het werk van Miles & Snow (1978) en Mintzberg (1983) lage
tijd niet in de organisatiewetenschappen werd gebruikt. Sinds de ontwikkeling
van QCA (door Ragin
in 1987 en 2008) en bijbehorende software neemt de laatste jaren het gebruik
weer toe. De vraag is of dit tot nieuwe of verbeterde configurationele
theorieën gaat leiden. Ik ben erg benieuwd. Het is in ieder geval een thema dat
ook op de conferentie van de European Group
for Organizational Studies in juli 2014 wordt besproken.
Na de tweedaagse workshop begon de conferentie over de
toepassing van QCA. Vele ervaren gebruikers en methodologen van over de hele
wereld vertelden in rap tempo over de uitdagingen en tekortkomingen van de
methode. Ook hier vele verschillende denkwerelden: omdat de onderzoekers uit
verschillende disciplines kwamen hebben we vooral over de methode gesproken.
Opvallend was dat de methode tot nog toe veel in de politieke wetenschappen
werd toegepast. Er waren gezien de andere disciplines relatief weinig
organisatiewetenschappers aanwezig. Met de vakgenoten die er wel waren hebben
we gesproken over de veelbelovende mogelijkheden van toepassing van QCA op onze
eigen onderzoeken.
Ook voor mijn onderzoek naar de organisatieontwikkeling van
woningcorporaties is het een waardevolle methode. Voor beleidstoepassingen is
het denken in termen van configuraties van condities namelijk realistischer dan
het denken in termen van netto geïsoleerde effecten van individuele variabelen zoals we in de statistiek vaak doen.
Ook past de configurationele benadering goed bij de theorie over
organisatievormen die de kern vormt van mijn onderzoek (lees hier
meer). Organisatievormen zijn namelijk clusters (configuraties) van
kenmerken (condities). In mijn laatste deelonderzoek gaan we bekijken welke van
de organisatiekenmerken onderling zijn gerelateerd (in een configuratie) en een
verklaring vormen voor de performance van woningcorporaties. Voor verschillende
configuraties van reeds gevonden organisatiekenmerken bekijken we het effect op
de kwaliteit van dienstverlening onder andere. We verwachten namelijk dat een
woningcorporatie op meerdere manieren effectief en efficiënt kan zijn.
Op de weg terug van Duitsland naar Nederland realiseerde ik
mij dat ik vol inspiratie zat voor het laatste deelonderzoek van mijn proefschrift. De
dagen in Frankfurt hebben me volop aan het denken gezet over de methode en de toepassing in
de organisatiewetenschappen. En het denken stopte niet toen ik eenmaal thuis
was….maar goed ook: “Ich denke, also ich bin…”.
Ruim een jaar na de conferentie in Frankfurt vond de volgende editie plaats in Tilburg. Daar presenteerde ik de resultaten van mijn eigen toepassing van QCA in mijn proefschrift. In het bijzonder vertelde ik over de manier waarop ik met condities met beperkte spreiding omging. Lees hier het paper voor deze conferentie: http://www.stefancloudt.nl/PaperQCAConference2015.pdf
BeantwoordenVerwijderen