zondag 18 oktober 2015

"Geen pasklare oplossing maar denkkaders"

Dit blog werd eerder geplaatst op de website van het Nederlands Instituut voor de Bouw

We vroegen dr. Stefan Cloudt op basis van zijn onderzoek naar maatschappelijke ondernemingen in de corporatiesector zijn licht te laten schijnen op de nieuwe Woningwet. Hij is organisatieadviseur, onderzoeker en visitator in Nederland en Vlaanderen.

Kansen nieuwe Woningwet


“De organisatorische kansen van de nieuwe Woningwet liggen in essentie in het vergroten van de legitimiteit van of draagvlak voor de activiteiten van de corporatie. Immers door deze wet, en de uitwerking daarvan, wordt de invloed van huurders en gemeenten in de besluiten van de corporatie vergroot.”
Stefan Cloudt stelt dat daarin een belangrijke rol is weggelegd voor het initiatief van de gemeenten. Echter bleek uit onderzoek dat slechts 10% van de gemeenten volledig is voorbereid op de nieuwe Woningwet (onderzoek Companen en Binnelands Bestuur). Ook bij corporaties is nog veel werk te verzetten bijvoorbeeld met de nieuwe waarderingssystematiek.
“De mogelijkheden van corporaties om als maatschappelijke onderneming te werk te gaan worden in de nieuwe Woningwet op een aantal vlakken verbeterd, namelijk door effectievere inspraak van huurders en gemeenten. Ze worden echter op een aantal vlakken belemmerd door de zeer beperkte schaal waarop nevenactiviteiten mogelijk worden gemaakt.” Het is volgens dr. Stefan Cloudt duidelijk dat er nieuwe grenzen worden gesteld aan het ondernemersgedrag van corporaties. Maar dat een maatschappelijke onderneming gelukkig nog meer organisatie-eigenschappen inhoudt. Hij noemt het bijvoorbeeld de maatschappelijke inbedding, die mogelijk wordt versterkt door de maatregelen uit de wet.

Betere prestaties


Andere kansen van de nieuwe Woningwet liggen in het verbeteren van de prestaties van corporaties. Eén van de bedoelde effecten van de nieuwe Woningwet is effectieve inspraak van belanghebbenden zoals gemeenten en huurders. “Uit mijn eigen onderzoek blijkt dit van groot belang te zijn voor de doelmatigheid van corporaties. Effectieve inspraak van belanghebbenden is één van de ingrediënten van zeer efficiënte corporaties. Sterker nog: het niet goed regelen van formele vertegenwoordiging van huurders en maatschappelijke vertegenwoordigers is één van de ingrediënten van corporaties die lage efficiëntie hebben.”
De vergrote invloed van gemeenten en het via prestatieafspraken agenderen van de maatschappelijke vraag of opgave kan hier bijdragen aan betere prestaties bij corporaties.Het centraal stellen van de maatschappelijke vraag in het dienstenaanbod van de organisatie, blijkt uit zijn onderzoek, is één van de ingrediënten van corporaties die zeer effectief zijn en zeer tevreden klanten hebben.

Maatwerk en organisatieontwikkeling


Dr. Stefan Cloudt gelooft niet in een pasklare oplossing. Daarvoor verschillen corporaties in een aantal belangrijke opzichten te veel van elkaar. Volkshuisvesting is immers steeds meer een regionale aangelegenheid. Maatwerkoplossingen zullen nodig blijven. “Ik geloof meer in raamwerken, denkkaders of noem het ‘beelden’ waar elke corporatie in meer of mindere mate naartoe kan werken.” Jarenlang was het denkkader dat maatschappelijke onderneming heet, het dominante model in de corporatiesector. “Mijn onderzoek richt zich in belangrijke mate op het duiden van wat dat model dan betekent voor de interne organisatie van een woningcorporatie. Het organisatiemodel van een maatschappelijke onderneming is consistent, relevant en ook maakbaar gebleken. Het blijft, op niveau van de interne organisatie, ook in essentie overeind in de nieuwe Woningwet, weliswaar met enkele belangrijke aanpassingen.”
Zijn advies is om samen met de wijzigingen die corporaties gaan doorvoeren als gevolg van de nieuwe Woningwet ook de organisatieontwikkeling ter hand te nemen: onder andere effectievere vormen van inspraak te organiseren en maatschappelijke opgaven nog meer leidend maken in de organisatie. Het organisatiemodel dat hij ontwikkelde voor een maatschappelijke onderneming bij woningcorporaties borgt een integrale aanpak en biedt ruimte voor maatwerkoplossingen die hij eerder noemde. Maatschappelijk ondernemen betekent immers ook het aanpassen van de organisatie aan veranderende omstandigheden: zowel aan wetgeving als aan initiatieven die in de maatschappij ontstaan.

Meer informatie?


Stefan Cloudt verzorgde tijdens het nationaal Symposium Woningcorporaties (15 oktober 2015) de workshop “Organisatieontwikkeling van woningcorporaties”. Dit blog en de workshop zijn gebaseerd op zijn proefschrift: "Organisatieontwikkeling bij woningcorporaties; de praktijk van het maatschappelijk ondernemen"

woensdag 27 november 2013

Conferentie Frankfurt


“Ich denke, also ich bin…”

Eind november nam ik deel aan een conferentie in Frankfurt waarin wetenschappers van over de hele wereld bij elkaar kwamen om de toepassing van een onderzoeksmethode (QCA) te verbeteren. Deze methode is veelbelovend voor de sociale wetenschappen en voor organisatiewetenschappen in het bijzonder. In dit blog lees je een kort verslag van de conferentie en de toepassing van de methode in het onderzoek naar de organisatieontwikkeling van woningcorporaties dat ik voor mijn proefschrift uitvoer.

 
De conferentie begon voor mij met een tweedaagse workshop over de methode QCA (voluit: Qualitative Comparative Analysis). Met een 18-tal andere promovendi ontdekten we de mogelijkheden die deze methode voor onze eigen onderzoeken biedt. Het ontdekken van de mogelijkheden vergde wel een andere manier van denken. QCA maakt namelijk geen gebruik van traditionele statistiek, maar van de algebra die door Boole is ontwikkeld (Booleaanse logica). Na enige oefening hadden we de principes van deze logica onder de knie. Een ander kenmerk – naast de Booleaanse logica – is de gerichtheid op cases. QCA is een vorm van caseonderzoek. Een case wordt gezien als een configuratie van bepaalde eigenschappen (condities genoemd). Dit maakt de methode uitermate geschikt voor organisatiewetenschappen waar de organisatie de case is. Het derde kenmerk van QCA is dat het vergelijkend is: het zoekt naar overeenkomsten en verschillen tussen vergelijkbare cases (of organisaties) door de configuratie van de condities te vergelijken. De vraag is welke overeenkomsten en welke verschillen de uitkomst kunnen verklaren. Het laatste kenmerk van QCA is dat het equifinaliteit toestaat. Dat betekent dat er meer wegen zijn die naar Rome leiden: er kunnen meerdere configuraties zijn die tot dezelfde uitkomst leiden. Ook het derde en vierde kenmerk vereist een andere manier van denken dan we in veel onderzoeken in de organisatiewetenschappen toepassen.

Het verbaast dan ook niet dat de configurationele benadering (zoals QCA) na het werk van Miles & Snow (1978) en Mintzberg (1983) lage tijd niet in de organisatiewetenschappen werd gebruikt. Sinds de ontwikkeling van QCA (door Ragin in 1987 en 2008) en bijbehorende software neemt de laatste jaren het gebruik weer toe. De vraag is of dit tot nieuwe of verbeterde configurationele theorieën gaat leiden. Ik ben erg benieuwd. Het is in ieder geval een thema dat ook op de conferentie van de European Group for Organizational Studies in juli 2014 wordt besproken.

Na de tweedaagse workshop begon de conferentie over de toepassing van QCA. Vele ervaren gebruikers en methodologen van over de hele wereld vertelden in rap tempo over de uitdagingen en tekortkomingen van de methode. Ook hier vele verschillende denkwerelden: omdat de onderzoekers uit verschillende disciplines kwamen hebben we vooral over de methode gesproken. Opvallend was dat de methode tot nog toe veel in de politieke wetenschappen werd toegepast. Er waren gezien de andere disciplines relatief weinig organisatiewetenschappers aanwezig. Met de vakgenoten die er wel waren hebben we gesproken over de veelbelovende mogelijkheden van toepassing van QCA op onze eigen onderzoeken.

 

Ook voor mijn onderzoek naar de organisatieontwikkeling van woningcorporaties is het een waardevolle methode. Voor beleidstoepassingen is het denken in termen van configuraties van condities namelijk realistischer dan het denken in termen van netto geïsoleerde effecten van individuele variabelen zoals we in de statistiek vaak doen. Ook past de configurationele benadering goed bij de theorie over organisatievormen die de kern vormt van mijn onderzoek (lees hier meer). Organisatievormen zijn namelijk clusters (configuraties) van kenmerken (condities). In mijn laatste deelonderzoek gaan we bekijken welke van de organisatiekenmerken onderling zijn gerelateerd (in een configuratie) en een verklaring vormen voor de performance van woningcorporaties. Voor verschillende configuraties van reeds gevonden organisatiekenmerken bekijken we het effect op de kwaliteit van dienstverlening onder andere. We verwachten namelijk dat een woningcorporatie op meerdere manieren effectief en efficiënt kan zijn.  

Op de weg terug van Duitsland naar Nederland realiseerde ik mij dat ik vol inspiratie zat voor het laatste deelonderzoek van mijn proefschrift. De dagen in Frankfurt hebben me volop aan het denken gezet over de methode en de toepassing in de organisatiewetenschappen. En het denken stopte niet toen ik eenmaal thuis was….maar goed ook: “Ich denke, also ich bin…”.

 

dinsdag 10 januari 2012

Jaarverslagen van woningcorporaties: in balans of spagaat?

Maatschappelijke ondernemingen, zoals woningcorporaties, staan in het middelpunt van de belangstelling. Zijn het niet de prestaties dan is het wel het vermogen waar kritisch naar wordt gekeken. Of naar de omvang van de sociale huursector en de doelgroepen die bediend mogen worden. Hoe legt u verantwoording af nu er minder ruimte bestaat voor eigen keuzes in rol en taakopvatting van corporaties? Hoe blijft uw organisatie werken aan het versterken van de legitimiteit? Lees in dit blog hoe u de maatschappelijke verantwoording in uw jaarverslag verbetert.

Balanceren
Bij het meest gebruikte verantwoordingsinstrument, het jaarverslag, is een ontwikkeling zichtbaar dat niet alleen de hoeveelheid informatie erin toeneemt, maar ook de vormgeving steeds meer ‘gelikt’ wordt. Er wordt een balans gezocht tussen profileren en verantwoorden. Het verantwoorden van maatschappelijke prestaties wordt echter steeds complexer, omdat de rijksoverheid meer informatie vraagt en legitimiteit vooral lokaal ontstaat. In plaats van het zoeken naar een balans, gaat het in de praktijk vaak om een spagaat.

Duidelijkheid
In tijden van social media, informatieoverschot, beleidswijzigingen en financiële onzekerheden draait het om verschaffen van duidelijkheid: wat mogen klanten en belanghouders van uw organisatie verwachten? Veel corporaties bezinnen zich op hun taken (missie). Waar staan ze voor (visie/doelen)? Welke prestaties leveren ze en voor wie? En ja, ook (of misschien wel juist) in onzekere tijden wordt van een corporatie als maatschappelijke onderneming verwacht dat ze zelf keuzes maakt. Op deze manier werken corporaties aan verwachtingenmanagement, legitimiteit én uiteindelijk ook aan verantwoording.

Zeven vragen voor uw jaarverslag
Op basis van goede voorbeelden van maatschappelijke verantwoording, jaarverslagen van prijswinnaars, relevante onderzoeksrapporten en de ervaringen van de afgelopen jaren zijn er 7 vragen af te leiden voor uw jaarverslag 2011:

1: Is de boodschap van uw jaarverslag consistent met de vorm van het verslag en missie van uw organisatie? Is er sprake van een balans tussen profileren en verantwoorden of van een spagaat?

2: Ondersteunt uw jaarverslag het snel opzoeken van informatie?

3: Krijgt u inhoudelijke reacties van belanghouders en klanten op het jaarverslag? Wordt het gelezen?

4: Gebruikt u andere instrumenten dan het jaarverslag met als doel verantwoording af te leggen?

5: Wordt in het jaarverslag de bijdrage aan gerealiseerde maatschappelijke effecten verantwoord? Bijvoorbeeld aan de hand van een causale map (zie hieronder).

6: Staat in het jaarverslag wat belanghouders en klanten mogen verwachten in de toekomst?

7: Worden doelen en prestaties in het perspectief van klanten en belanghouders beschreven?

De zeven vragen zijn uitgewerkt in concrete aanbevelingen, voorbeelden en praktische tips voor uw jaarverslag. Wilt u met uw jaarverslag ook in balans en uit de spagaat blijven? Lees de notitie Maatschappelijke Prestaties Verantwoorden 2011 in de LinkedIn-groep Maatschappelijke Prestaties Verantwoorden. U kunt de notitie ook hier opvragen (per e-mail).

 Best practice uitgelicht: causale map
De causale map (afgeleid van de Effectenarena) is een eenvoudige methode om voor belanghebbenden in het jaarverslag de maatschappelijke effecten van uw inspanningen inzichtelijk te maken. In de causale map worden de interventies, projecteffecten en maatschappelijke effecten met elkaar in verband gebracht. De map wordt opgesteld naar aanleiding van een workshop met MT en (beleids-)medewerkers waarin de maatschappelijke effecten van de activiteiten in kaart worden gebracht. Deze methode wordt als één van de best practices genoemd in het trendrapport van Het Glazen Huis 2011 (zie tweede voorbeeld in de kantlijn op p. 36 van het trendrapport). Voor een voorbeeld van een jaarverslag met deze causale maps kijk op pagina 49 en verder van dit jaarverslag.